Skip to main content

Sinds het begin van mijn twintigerjaren is er een transformatie gaande, een ’trans’-formatie die tot op de dag van vandaag duurt en tegelijkertijd zijn piek heeft bereikt. Het is een periode geweest waarin ik veel zelfonderzoek heb gedaan en daarin grotendeels mijn eigen pad bewandeld heb. Daarnaast heb ik me diep verbonden met een aantal mensen die voor mij van absolute waarde zijn geweest in dit proces.

Wanneer iemand die ik in de afgelopen jaren heb leren kennen op foto’s van mij stuit van zo’n tien jaar terug, dan blijkt het moeilijk om dat beeld te rijmen met het beeld van nu (zie foto onderaan). De twee samenvoegen is bijna niet mogelijk. “Wie is dat?”, een vraag die in mezelf ook opkomt wanneer ik terugkijk. Nou, wie is dat? Een sociaal aangepast mens? Iemand die zich heeft gevoegd naar wat diegene dacht dat wenselijk was? Iemand die volledig aan de peergroup pressure heeft toegegeven om zichzelf veilig te stellen? Iemand die nog niet helemaal op de aarde was aangekomen? Of iemand die wel degelijk op de aarde was aangekomen maar in de jaren opvolgend zichzelf steeds meer en meer kwijtraakte door overheersende stemmen die van buitenaf kwamen en een innerlijke stem die steeds zachter werd.

Godzijdank heb ik vanuit een dieptepunt vrij vroeg alsnog gekozen voor een pad waarin het luisteren naar je innerlijke stem centraal staat. Bij elke stap die ik verder nam op dit pad, maakte ik in de verdere invulling van mijn leven steeds meer keuzes die wel aansloten bij mijn kern. Zowel in verbinding met mezelf, als in verbinding met de ander en de wereld om me heen. Echter zoals we allemaal weten: patronen, strategieën en mechanismes zijn hardnekkig. Je kan je bewust worden van je eigen bewegingen en vervolgens lang uithangen in de fase van het zien en het nog niet daadwerkelijk veranderen. Of het blijkt dat veranderingen op sommige gebieden heel makkelijk gaan en op andere gebieden stroef.

Bij mij is mijn beweging van terugtrekken en aanpassen groot, die neemt zichtbaar en onzichtbaar vele vormen en kleuren aan. In essentie hoop ik op die manier de lieve vrede te bewaren en de verbinding niet te verbreken, want de verbinding is me dierbaar. Maar wie de lieve vrede wil bewaren, past zich in wezen qua gedrag aan, spreekt zich niet uit, laat zich niet zien en manifesteert zich niet. De harmonie heb ik dan wellicht bereikt, maar tegelijkertijd kan de ander me niet werkelijk ontmoeten. Er kan zich een wereld vanbinnen afspelen waar de ander geen weet van heeft en waarmee ik overrompel als ik er ineens wel mee naar buiten kom – iets wat sommigen wellicht kunnen beamen vanuit persoonlijke ervaring.

Eigenlijk is de gehele vorm waarin ik momenteel als mens tevoorschijn kom, op een bepaalde laag nog steeds een constante uiting van terugtrekking en aanpassing. Niet in uiterlijke zin, wel in innerlijke zin. Van kleins af aan is het in mij voelbaar dat ik niet alleen een meisje ben. Het is niet dat ik een jongetje wilde zijn of een p*emel wilde hebben. Wat ik wel sterk kon voelen is dat ik niet (indirect) de meisjeskant opgeduwd wilde worden. Ik wilde wel jongenskleding, ik zat op een sport met jongens, ik was verliefd op meisjes zonder het bewust door te hebben en ik had de hele basisschool lang een vriendje waar ik me geweldig bij om m’n gemak voelde. Daar waar ik om de lieve vrede te bewaren toch de meisjeskant op ben gegaan, heb ik mezelf steeds meer en meer verloren.

Op een bepaald moment begin twintigerjaren waar je een studie gaat doen en ik me in een veiligere omgeving bevond om werkelijk te experimenteren, was het veilig genoeg om voor mezelf te erkennen dat ik op vrouwen viel. Zoals de samenleving toen was, ging je dan automatisch naar het hokje ‘lesbisch’, een term waar ik me nooit comfortabel bij heb gevoeld. ‘Lesbisch’ roept een enorme weerstand in mij op, omdat ik bang ben dat het gepaard gaat met een zeker gebrek aan polariteit, terwijl voor mij juist polariteit in relaties zo essentieel is. Maar goed, ik was dus lesbisch – en dan noemde ik mezelf gay om het beter te laten klinken in mijn eigen oren. Gevoelsmatig heb ik daarmee wat vrede moeten verstoren. Voordat ik mezelf de tijd gaf om daar verder in te voelen, moest ik eerst wat herstelwerkzaamheden doen, hersteltijd bieden, wen-tijd. Het is niet dat iemand hier letterlijk om heeft gevraagd, het zijn ideeën die ik vanbinnen heb gevormd aan de hand van wat op dat moment normaal gevonden wordt en waar je de grenzen aan het oprekken bent van de mensen om je heen.

Naarmate ik me steeds meer verdiepte in tantra, kwam ik erachter dat ik een mannelijke seksuele essentie heb (David Deida, 2010, Seks als weg naar God). Tien procent van de mensen met een vrouwelijk biologisch geslacht heeft dit. Je voorkeur gaat uit naar het nemen van de leiding, je geliefde in vervoering brengen in plaats van andersom, je identificeert je met vrijheid en bewustzijn en je bent erop gericht te leven in overeenstemming met je doel (daarin kan je je bewustzijn vrij maken en echt aanwezig zijn). Dat was iets wat zo concreet was, waarvan ik kon voelen dat het klopte, dat ik er ook makkelijker in kon zakken en voor uit kon komen.

Vanaf dat punt ben ik me bewust of onbewust gaan verbinden met – tot dan toe – heteroseksuele vrouwen. Vrouwen die altijd hadden gekozen voor een man. Aan de ene kant was dat heel fijn, want mijn mannelijke deel werd welkom geheten. Aan de andere kant gebeurde er iets lastigs: daar waar ik mezelf weer meer als heteroseksueel ging ervaren (door de duidelijke polariteit die voelbaar is voor mij, al kan deze ook omgedraaid worden), ging de ander zich meer ervaren als homoseksueel en op ontdekkingsreis op dat vlak. Hier is veel verwarring ontstaan, kwam diegene dan ‘uit de kast’? Was diegene nu en vanaf dit punt met ‘vrouwen’? Ben ik dan een ‘vrouw’? Is die ander ‘homoseksueel’?

Doordat ik niet duidelijk ben gaan staan, kwam de ander soms ook in een schemergebied terecht met betrekking tot mijn gender en geaardheid – en daardoor die van hunzelf. Dit heeft voor verkrampingen gezorgd op meerdere lagen. Verkrampingen waar ik verantwoordelijkheid voor wil nemen en de spanning uit wil halen. Dus tijd om naar de volgende fase te gaan, van het zien van een patroon naar het doorbreken ervan: van terugtrekken naar (nog meer) tevoorschijn komen.

Wanneer mensen mij aanspreken met ‘zij’, ‘haar’, ‘dame’, ‘mevrouw’, ‘zus’, ‘dochter’ of ‘vriendin’ dan ontstaat er een bevreemdend gevoel in me. Alsof het niet over mij gaat, alsof de ander me niet ziet, alsof de ander alleen een ogenschijnlijke buitenlaag aanspreekt. Het is te vergelijken met de ervaring dat iemand je aanspreekt met de verkeerde naam: je begrijpt dat ze jou aanspreken en toch doet het overduidelijk iets in de verbinding, je zal je waarschijnlijk wat afgescheiden gaan voelen. Ik verdwijn er in ieder geval van als iemand me specifiek als vrouw aanspreekt en vervolgens breng ik dat niet in contact, waardoor ik me op een laag – hoe subtiel ook – terugtrek, en dat doe ik al sinds ik een klein kind ben. Ik hoor de kinderstemmen nog galmen in mijn hoofd ‘meisje, meisje, meisje’ als ze je roepen in het zwembad en het onbehaaglijke gevoel wat het teweegbracht in mij.

Ik breng mezelf niet in contact omdat er een angst is om mensen tegen het hoofd te stoten, de grenzen te ver op te rekken, ik ben bang om de verbinding kwijt te raken omdat het te vreemd zal zijn voor sommigen, ik ben bang om niet meer leuk gevonden te worden door mensen omdat ze enkel met (cis)vrouwen willen verbinden, ik ben bang om ‘ge-alienate’ te worden – zoals ze dat in het Engels zo mooi zeggen – en daarmee buitengesloten. Bovenal ben ik bang om tot last te zijn voor anderen, te veel ruimte in te nemen en afgewezen te worden wanneer ik naar voren kom vanuit mijn kern omdat die niet welkom is.

Het is tijd om mijn angsten onder ogen te zien, verantwoordelijkheid te nemen voor mijn eigen stuk en mezelf dit keer wel in contact te brengen, so here goes: ongeacht of de ander het nou ziet, voelt, ervaart, erkent of niet: ik voel me vanbinnen in de basis mannelijk. Ik voel dat ik een grond van mannelijke kwaliteiten in me heb, waarin ik mijn vrouwelijkheid draag (die absoluut ook aanwezig is). Ik ervaar mezelf in een totaliteit van vrouwelijk en mannelijk, in een fijne balans die zijn uitvalsbasis heeft in de mannelijke pool. Waardoor dus ook mijn seksuele essentie mannelijk is en ik me graag met iemand verbind die in de basis van de vrouwelijke pool komt. Mijn verlangen is om per heden niet meer eenzijdig vrouwelijk aangesproken te worden. Dat wil zeggen: geen ‘zij’ of ‘haar’ meer, maar ‘die’ of ‘diens’, geen ‘dochter’ meer, maar ‘kind’, geen ‘zus’ meer, maar ‘sibbling’, geen ‘vriendin’ meer, maar ‘geliefde’ of ‘maatje’, geen ‘dames’ meer, maar ‘mensen’, geen ‘ladies’ meer, maar ‘lieverds’ en ga zo maar door…

Daar waar ik de kramp er uit wil halen in de onderlaag, zie ik ook dat dit meer kramp kan veroorzaken. Wat dat betreft is het hetzelfde als mijn glutenintolerantie: ik wil de kramp op een diepere laag in mijn lichaam voorkomen door geen gluten te eten en werk daarmee anderen (en mezelf) soms juist in de kramp met de moeite die ze ervoor moeten doen om voorbij vanzelfsprekendheid te gaan. Met beiden worstel ik zelf evenveel (of meer) en maak ik zelf ook fouten. Ik zoek ook nog naar de juiste woorden om recht te doen aan mezelf, ik verspreek me ook constant als ik naar mezelf verwijs en ik bots ook tegen muren op (hoe vervang ik ‘tante’ in hemelsnaam?!). En toch voel ik uiteindelijk dat als ik niet over deze drempels heen ga, ik mezelf schade aanricht, misschien in dit geval niet lichamelijk, maar wel degelijk geestelijk – dat leek me altijd een persoonlijk probleem, echter zoals alles heeft het ook effect op mijn omgeving. Dat gezegd hebbende is het aan mij om daar verandering in te brengen, ik kan alleen maar hopen dat jullie me hierin willen ondersteunen.

Alle liefs,

Bente (als het lukt: die/diens in verwijzingen, mijn naam of wees creatief)

Leave a Reply

Close Menu


Two Spirit Therapy
Ossenwaard 14
3945 PG Cothen

T: 06-11004212
E: info@gendertotaal.nl

KvK 85.149.802
BTW NL.0040.57.573.B.88
Bank NL41 ASNB 0707 0424 45